Twaalfde toespraak, najaar 1975.
Wie oplettend luistert naar het "Dona nobis pacem" uit de Krönungsmesse, KV 317, van Mozart, wordt getroffen door het weinig onderdanige karakter van deze muziek, die U evenveel kan leren over de Rooms-katholieke kerk als over de Vrijmetselarij. Dit "Dona nobis pacem" is geen nederige smeekbede om vrede, om den donder niet! In niet mis te verstane verklanking wordt hier de almachtige God aan zijn plichten herinnerd. Het is alsof een geteisterde mensheid met de vuist op tafel slaat en schreeuwt: "Vrede verdomme!". Bij Mozart klinkt het alleen veel mooier en overtuigender. Dat blijkens het verdere verloop der historie het de almachtige God niet overtuigd heeft, zullen we de componist niet euvelduiden.
Ik moest aan deze mis van Mozart denken —en de muziekminnaar vergeve mij de associatie— toen ik onlangs de dreigende taal las, die vakbondsbestuurders uitsloegen voor het geval het kabinet geen rekening zou houden met de eisen der vakbeweging. Jawel: eisen der vakbeweging! Geen verzoeken, geen verlangens of wensen, maar eisen! Een onvervalst "Dona nobis pecuniam". Ik was geschokt, dat deze loederige chantage van het kabinet in mijn oren de herinnering opriep aan een van de mij meest aangrijpende muziekstukken, en vroeg mij af, hoe zulks mogelijk was.
Kijk, we zijn tegenwoordig een beetje eiserig, en dat is een symptoom van domheid, nl. de domheid het vermogen aan de andere zijde te overschatten. Wij hebben een recht op medische verzorging, maar niet een recht op gezondheid. Als ik van mijn arts een zorgvuldige behandeling eis, sta ik in mijn recht, als ik altijd genezing van hem eis, ben ik dom en daardoor onrechtvaardig, want sommige ziekten zijn nu eenmaal ongeneeslijk. Evenzo heeft de student recht op onderwijs, maar niet op een diploma dat wat voorstelt. Als de student van zijn hoogleraren eist, dat zij hun colleges goed verzorgen, staat hij in zijn recht, als hij, wanneer hij voor een examen gezakt is, zijn docenten in gebreke stelt, omdat zij hem niet bijgebracht hebben wat geeist werd, is hij dom en daarmee onrechtvaardig: sommige materie is voor sommige studenten nl. gewoon te moeilijk.
Aan een almachtige God kun je eisen stellen, want Hij zou ze kunnen vervullen; wie eisen stelt aan een machteloze Joop maakt zich alleen maar belachelijk, want hij gedraagd zich dan alsof hij in onze Joop een heiland ziet.
Niet dat dit soort vertekeningen niet eerder vertoond zou zijn. Een van de beruchtste psalmen van de Hitlerjugend bezong de Führer en eindigde met de regels
"Gibt uns Arbeit, gibt uns Brot,
Hilft in aller Not."
De dichter, die ongetwijfeld de sacrale functie van het brood kende, presenteert Hitler hier onverholen als heiland. Ten gunste van de soortgelijke lamstraal Bonaparte kan tenminste nog worden opgemerkt, dat hij de cultus van "Saint Napoleon" —jawel, compleet met bidprentjes en alle verdere paraphernalia— verboden heeft. Nou ja, verboden..... Althans tijdens zijn leven: eenmaal dood zag ook Bonaparte niet meer tegen de heiligenrol op.
De almachtige God zou vrede kunnen schenken, en als Hij dit niet doet, is het waarschijnlijk omdat Hij vindt, dat wij de vrede niet verdienen; de machteloze Joop zal niet de rijkdom verdelen, want hij heeft slechts armoe te verdelen. Joop is ook maar een mens! Laten vakbondsbestuurders dit —in God's naam!— niet vergeten.