Derde toespraak tot mijn studenten, voorjaar 1977.
Ik herinner mij nog goed, hoe zo'n dertig jaar geleden mijn vrienden en ik de opkomst van pocketboek en peperbek met enige zorg gadesloegen. Wij waren niet zonder vrees dat het Boek, door goedkoper te worden, als object in onze cultuur zou devalueren. Wij waren bang dat de overgang van de kostbare schat, die je van je voorouders erfde en je kinderen naliet, naar het wegwerpartikel, dat bij eerste lezing als losbladig was, ook de eerbied voor de inhoud zou aantasten.
Enerzijds is onze vrees ongerechtvaardigd gebleken: ik, en velen met mij, hebben nu losbladige meesterwerken op onze planken staan, die wij nog steeds met de voor de inhoud verschuldigde eerbied uit de kast pakken. Anderzijds zijn we niet bang genoeg geweest, want we hebben niet voorzien, dat het nu technisch mogelijk gemaakte bestsellerwezen literatuur verdringen zou. We hebben nu het stadium bereikt, dat de kwaliteit van een boek niet aan zijn inhoud, maar aan zijn oplage wordt afgemeten. Niet alleen uitgeverijen zijn bereid te proberen een boek te verslechteren, als ze daarmee menen een groter publiek te zullen bereiken, ook redacteuren van wetenschappelijke tijdschriften beginnen zich in te spannen dat toch vooral de artikelen voor zo'n groot mogelijke fractie van de abonees leesbaar blijven.
Het is echt niet alleen de redactie van "Informatie" —het schendblad der Nederlandse Informatica— die in een kadertje door het stof kruipt, zich voor de lezer ervoor excuserend, dat een artikel van een Amerikaans auteur onvertaald is opgenomen. Het komt in de hoofden van deze redactie kennelijk niet op, dat zo diep buigen voor Het Nieuw Analphabetisme ronduit een belediging van hun lezerskring is. Ware het verschijnsel tot genoemde redactie beperkt, ik zou er geen woord aan vuil maken. Maar, zoals gezegd, het verschijnsel is helaas alom te zien. Ook Het Verenigd Koninkrijk, ook De Verenigde Staten van Amerika kennen hun "New Illiteracy".
Je merkt het aan kleinigheden. Zoals U misschien weet, is er begin vorig jaar een boek van mijn hand verschenen. Nou is het schrijven van een boek iets heel spannends, want het is erg moeilijk om van te voren te schatten, hoe het zal vallen en wat voor effect het zal hebben. Langzamerhand beginnen er reacties op binnen te komen, en wie daar naar vraagt, zou ik een antwoord kunnen geven. Tijdens mijn laatste bezoek in de USA werd de vraag naar het lot van mijn boek altijd geformuleerd als en vraag naar "the sales figures". En dan de verbaasde gezichten, als je moet antwoorden, dat je daar niet van op de hoogte bent..... De meest gehoorde critiek is dat het boek, omdat ik bij mijn lezers een zekere graad van "mathematical sophistication" vooronderstel, geschreven is voor een slechts klein publiek. Kortom: mij wordt verweten, dat ik geen bestseller geschreven heb! En dat het boek overtuigend aatoont, dat een dergelijke graad van wiskundigheid van de behandeling door de problematiek van het vak vereist wordt, tja, daar wordt dan gemakshalve aan voorbijgegaan. Wat te moeilijk is voor "de gemiddelde programmeur" is kennelijk van nul en generlei waarde.
Ik heb er al vaker de aandacht op gevestigd, hoe de uitvinding van "the average programmer" de Angelsaksiche Computing Science dreigt te verlammen. Maar ik weet nu, dat het verschijnsel veel ruimere en dreigendere vormen begint aan te nemen, en dat het hele Angelsaksische wetenschappelijke publicatiewezen op precies dezelfde manier in het slop dreigt te raken door wat als "the average reader" of, nog erger, "the innocent reader" voor redacteuren de norm is geworden. Toen ik voor het eerst in Eindhoven voor een zaal van driehonderd tweedejaars optrad, kreeg ik de waarschuwing de woorden "tenzij" en "mits" te vermijden, omdat mijn publiek anders in de war zou raken. Inmiddels heb ik geleerd, dat Het Nieuw Analphabetisme een wereldverschijnsel is. En dit mede dankzij het pocketbook.